U bent hier:

Nieuwe gedragscode voor ons onderzoek

Nieuwe gedragscode voor ons onderzoek
Type

bevorderen van kwaliteit

Datummaandag 8 oktober 2018 tot vrijdag 8 februari 2019

Nieuwe gedragscode voor ons onderzoek

Op vrijdag 14 september is de nieuwe Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit gelanceerd. Dit is een gezamenlijke code voor het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek van de KNAW, Vereniging Hogescholen, VSNU, NWO, de TO2 federatie en de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra. Daarmee is er voor het eerst één code voor al het wetenschappelijk onderzoek in Nederland. Er is ook een Engelse versie beschikbaar. De code vervangt de oude KNAW code en ook onze eigen Gedragscode praktijkgericht onderzoek in het hbo (2010). Vanuit de Vereniging Hogescholen zat lector Daan Andriessen van de Hogeschool Utrecht in de schrijfcommissie. Daan is ook lid van het bestuur van de Vereniging van Lectoren.

De oude code is onder handen genomen, onder andere door een helder onderscheid te maken tussen principes, normen en overschrijdingen. Ook staan er voor het eerst zorgplichten in waar de instellingen waar onderzoekers werken zich aan moeten houden. De gedachte hierachter is dat het moeilijk is je aan de normen te houden (zoals het “Beheer de verzamelde data zorgvuldig en bewaar zowel de ruwe als de bewerkte versies gedurende een voor de discipline en methodologie passende termijn”) als de instelling niet heeft gezorgd dat dit ook makkelijk kan (bijvoorbeeld door  te zorgen voor goede dataopslag). 

Wetenschappelijk onderzoek dient te voldoen aan vijf principes. Dit zijn de ‘deugden’ van goed onderzoek:

  • Eerlijkheid
  • Zorgvuldigheid
  • Transparantie
  • Onafhankelijkheid
  • Verantwoordelijkheid

Deze principes worden uitgewerkt in 60 normen voor goede onderzoekspraktijken. Deze zijn geordend naar de fasen in een onderzoek van ontwerp tot en met communicatie. Vervolgens zijn er 21 zorgplichten voor de instellingen. De code is afgestemd op de internationale codes.

De inbreng vanuit het hbo in de commissie is belangrijk geweest. De commissie bestond verder alleen uit hoogleraren en een vertegenwoordiger van de TO2 instellingen (Kennisinstellingen zoals TNO). Het was van belang om het perspectief van het praktijkgerichte onderzoek van het hbo in de commissie te laten klinken omdat ons onderzoek specifieke kenmerken heeft waarmee in de code rekening moet worden gehouden.
 

Een paar voorbeelden:

  • Praktijkgericht onderzoek is sterk verbonden met de praktijk. Veel lectoren zijn part-time lector zodat zij daarnaast nog een functie in de praktijk kunnen vervullen. Nevenfuncties zijn in het hbo niet verdacht maar worden gestimuleerd. In sommige andere wetenschapsgebieden is dat niet zo. In de code is het daarom aan de instelling overgelaten om zelf beleid te voeren over het openbaar maken van nevenfuncties.
  • Praktijkgericht onderzoek is vaak onderzoek in opdracht waarbij het voor de opdrachtgever belangrijk kan zijn dat resultaten vertrouwelijk blijven. De code eist dan ook geen openbaarheid van alle data en er is zelfs een bepaling opgenomen dat in uitzonderlijke gevallen de data ook niet gedeeld hoeven te worden bij een eventueel onderzoek naar schendingen van wetenschappelijke integriteit.
  • Ook is veel van ons onderzoek gericht op maatschappelijke kwesties in specifieke contexten. Dit onderzoek is zelden breed generaliseerbaar en de data zijn vaak zo context specifiek dat ze niet bruikbaar zijn voor andere onderzoekers. Het betreft ook veelal kwalitatieve data. Vandaar dat de code niet eist dat alle data altijd voor hergebruik geschikt moet worden gemaakt maar geeft de code aan dat dit pas hoeft als het zinvol is. 
  • De bepalingen zijn nu zo geformuleerd dat ze van toepassing zijn op verschillende vormen van onderzoek vanuit verschillende wetenschapsopvattingen. Vaak staat erbij dat de methodologische normen van de betreffende onderzoeksstroming of traditie leidend zijn. Een van de discussiepunten in de commissie was bijvoorbeeld de noodzaak van repliceerbaarheid. Veel praktijkgericht onderzoek is niet zodanig herhaalbaar dat er de volgende keer weer hetzelfde uitkomt. In de tussentijd kan de praktijk (bijvoorbeeld door het onderzoek) veranderd zijn. De code eist daarom wel dat de stappen in een onderzoek controleerbaar moeten zijn maar niet dat het altijd repliceerbaar is.

In de Algemene Vergadering van 29 juni 2018 heeft de Vereniging Hogescholen de code geaccepteerd. Er is afgesproken dat uiterlijk eind 2019 alle hogescholen aan de zorgplichten moeten voldoen. Dit betekent onder andere dat ze dan een goede infrastructuur hebben voor het opslaan van onderzoeksdata, standaard afspraken hebben met opdrachtgevers en financiers over openbaar maken van data, ethische commissies hebben die onderzoekers kunnen ondersteunen, beleid hebben op het gebied van nevenwerkzaamheden en er een procedure is voor het afhandelen van klachten. Voor veel hogescholen betekent dit nog een hoop werk in 2019.

Wat zijn we kwijtgeraakt met onze eigen gedragscode uit 2010? Een belangrijk principe dat niet langer expliciet in de code is benoemd is: “Onderzoekers aan het hbo dienen het professionele en maatschappelijke belang”. De nieuwe code stelt wel dat een onderzoeker rekening houdt met de belangen van opdrachtgevers, de omgeving, cultuur en samenleving maar niet dat het een plicht is bij te dragen aan de samenleving. Dit is wel de opdracht die wij onszelf in het hbo hebben gegeven. Bijgevolg besteedt de code ook geen aandacht aan de doorwerking van onderzoek naar praktijk en onderwijs. Het is overigens de vraag of het erg is dat dit niet langer in een code is vastgelegd die gaat over integriteit. Het principe staat uitdrukkelijk verwoord in ons Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek (BKO) (2015) dat stelt dat: “Het onderzoek genereert kennis, inzichten en producten die bijdragen aan het oplossen van de problemen in de beroepspraktijk en/of aan de ontwikkeling van deze beroepspraktijk.” (p. 3). Ook het Advies Werkgroep Kwaliteit van Praktijkgericht Onderzoek en het Lectoraat (2017) benadrukt het belang van doorwerking van het onderzoek naar onderwijs en de samenleving.

Steeds meer onderzoekers in het hbo werken bij of samen met universiteiten en onderzoeksinstellingen zoals TNO. Het is daarom goed dat het hbo zich heeft aangesloten bij andere partners in de wetenschap en dat er één code is voor al het wetenschappelijk onderzoek. De nieuwe code kan tevens dienen als een aanjager voor de verdere verhoging van de kwaliteit van het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek aan hogescholen. Daarvoor hebben we wel nog wat huiswerk te doen.
Daan Andriessen