U bent hier:

Profiel van de lector

1. De functie van lector 

De kerntaken van de lector zijn gerelateerd aan onderzoek, onderwijs en de beroepspraktijk:

De lector is verantwoordelijk voor het initiëren, ontwikkelen en uitvoeren van praktijkgericht onderzoek. In wisselwerking met de beroepspraktijk en in verbinding met het onderwijs – stimuleert de lector kennisinnovatie en het professionaliseren van docenten.

Het praktijkgericht onderzoek op hogescholen is onlosmakelijk verbonden met het onderwijs. Het onderzoek is gericht op het verhogen van de kwaliteit van studenten, het aansluiten van het onderwijs op actuele ontwikkelingen in de praktijk en het invoeren van innovatie in de (beroeps)praktijk. Daarom vindt het onderzoek altijd plaats in de driehoek van onderzoek, onderwijs en werkveld. De lector heeft een spilfunctie in deze driehoek. Afhankelijk van het vakgebied kan de invulling die lectoren geven aan hun werkzaamheden binnen de driehoek onderling verschillen.

1.1.  Benoemingseisen lector

Een lector

  • beschikt over bewezen wetenschappelijke kwalificaties en is gepromoveerd.
  • heeft actuele kennis en ervaring op het terrein van wetenschappelijk (praktijkgericht) onderzoek.
  • beschikt over theoretisch en praktisch gefundeerde kennis van een bepaald domein.
  • verricht onderzoek binnen de kaders die gesteld zijn in de Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (vanaf 1 oktober 2018).
  • geeft leiding aan onderzoek dat geworteld is in de praktijk van werkveld en de samenleving en in het onderwijs.
  • maakt een vertaalslag van de generieke kennis uit eigen of door anderen verricht wetenschappelijk onderzoek naar toepassingen in de praktijk.
  • beschrijft en innoveert systematisch werkwijzen en ontwikkelingen binnen de praktijk; vertaalt deze in concepten en methodieken en komt op die manier tot generieke kennis; deze kennis komt weer ten goede aan de praktijk en het hbo-onderwijs.
  • maakt doelgroepgericht de resultaten van onderzoek bekend in de vorm van publicaties in zowel de wetenschappelijke literatuur als in de beroepsgerichte vakliteratuur, lezingen, workshops, demonstraties, modellen, etc. (ook wel doorwerking).
  • draagt bij aan het ontwikkelen van een onderzoekscultuur zowel binnen de hbo-instelling als geheel, als binnen het onderwijs en de beroepspraktijk.
  • heeft kennis van het ontwikkelen en uitvoeren van onderwijsactiviteiten.
  • beschikt over een zekere ‘pioniersmentaliteit’ om het praktijkgericht onderzoek ‘op de kaart te zetten’.
  • is een autoriteit op zijn vakgebied en is een visionair én realistisch denker.
  • heeft zicht op de ontwikkelingen in het eigen vakgebied en zet van daaruit lijnen uit naar de toekomst.
  • ziet het belang en de toegevoegde waarde van praktijkgericht onderzoek op zijn/haar vakgebied.

1.2. Taken en verantwoordelijkheden van een lector betreffende onderzoek

Een lector:

  • voert het onderzoek zoveel mogelijk uit in samenwerking met het werkveld en de samenleving, waarbij er vooral op moet worden gelet dat het hier vaak geen specifieke kennisontwikkeling voor een enkel bedrijf zou moeten betreffen. Kennisontwikkeling en onderzoeksresultaten worden bij voorkeur ontwikkelt en komen meerdere partijen, casi of situaties ten goede. Daarbij is ook de doorwerking en samenwerking naar en met het onderwijs van HBO’s een van de karakteristieken van lectoraats-onderzoek.
  • draagt bij aan de verbetering en innovatie van de praktijk binnen de samenleving en bepaalde werkvelden, hij/zij heeft hierbij veelal een boegbeeld-functie.
  • maakt door middel van vraagarticulatie een (latente) vraag in de praktijk expliciet. De ‘praktijk’ is afhankelijk van het vakgebied: het kan gaan om professionals (en hun beroepsorganisaties), bedrijven (incl. MKB en de achterliggende. brancheorganisaties), de overheid (lokaal, provinciaal, landelijk), de samenleving, etc.
  • richt zich naast het ontwikkelen van kennis ook op het implementeren en evalueren van verbeter- en innovatietrajecten in de beroepspraktijk. Vaak in tegenstelling tot fundamenteel onderzoek maakt praktijkgericht onderzoek gebruik van onderzoeksstrategieën zoals design (based) research en maakt het gebruik van methoden zoals actie-onderzoek, ateliers, labs enz.

1.2.1. Interdisciplinair en transdisciplinair praktijkgericht onderzoek

Een lector

  • analyseert, onderzoekt en lost vraagstukken op in interdisciplinaire en transdisciplinaire samenwerkingsverbanden, waar dat nuttig en nodig is. Omdat lectoren met het praktijkgericht onderzoek op drie niveaus bedragen aan de ontwikkeling van het onderwijs, namelijk op bachelor, master en PD/PhD-niveau kan een onderscheidt worden gemaakt tussen interdisciplinair en transdisciplinair onderzoek:
    • Bachelor-niveau: de mate van disciplinariteit is evenredig met het niveau van het onderwijs, de context is constant en redelijk voorspelbaar (puzzels).
    • Master-niveau: is vaak interdisciplinair, heeft vaak een hoge complexiteit in meer vakgebieden en een dynamische context (complexe problemen).
    • PD: transdisciplinair, heeft een hoge complexiteit in meer praktische vak- en wetenschapsgebieden, een hoge dynamische context (wicked problems).
    • Phd: transdisciplinair, een hoge complexiteit in meer theoretische wetenschapsgebieden en hoge dynamische context (new theories).

1.3. Taken en verantwoordelijkheden van een lector betreffende onderwijs

Een lector

  • draagt bij aan de verhoging van de kwaliteit van het hbo-onderwijs ten aanzien van vakinhoud én onderzoeksvaardigheden, en richt zich daarbij vooral op docenten die als multiplikatoren naar de studenten toe fungeren.
  • laat de bijdrage aan het onderwijs op verschillende manieren tot uiting komen, zoals bijvoorbeeld door het ontwikkelen van curriculum(onderdelen), doceren, begeleiden, coachen, betrekken van studenten(groepen) in het lectoraatsonderzoek en is daarbij met name gericht op het borgen van onderzoeksvaardigheden, het vergroten van het onderzoekend vermogen van de studenten en het verkrijgen van een kritische reflectie door bijvoorbeeld het invlechten van onderzoeks-leerlijnen in curricula.
  • heeft een verbindende rol naar het onderwijs door studenten te laten participeren in het onderzoek via onderzoeksopdrachten en afstudeeropdrachten, door de onderzoeksresultaten op te nemen in het onderwijs en vernieuwingen voor te stellen in curricula (doorwerking).
  • spant zich in om studenten en docenten in het hbo zowel inhoudelijk te scholen op hun vakgebied als bij hen onderzoekskennis, onderzoeksvaardigheden en een onderzoekende houding te ontwikkelen, en hen bij het doen van onderzoek te begeleiden; daarmee wordt een bijdrage
    geleverd aan de gewenste ontwikkeling van hbo-professionals naar ‘reflective practitioners’.

1.4. Taken en verantwoordelijkheden van een lector betreffende kennisontwikkeling en de ontwikkeling van onderzoekseenheden/lectoraten

Een lector

  • ontwikkelt een samenhangend onderzoeksprogramma en draagt zorg voor de uitvoering daarvan door middel van het uitwerken van onderzoekslijnen naar inhoud, doelen, methodologie en begroting aansluitend op actuele ontwikkelingen in het werkveld.
  • draagt zorg voor de ontwikkeling van nieuwe kennis, producten, processen en diensten leidend tot beroepsinnovatie, curriculumvernieuwing, verder onderzoek, publicaties, presentaties en strategische positionering.
  • ontwikkelt in samenspraak met beroepspraktijk en onderwijs een relevant, aantrekkelijk, uitdagend en herkenbaar onderzoeksprogramma, al dan niet ingebed in een grotere onderzoekseenheid zoals bijvoorbeeld een expertisecentrum, met voldoende massa en focus.
  • bewaakt en verbetert op een systematische wijze de kwaliteit van de activiteiten.
  • richt voor zover het tot de taak van de lector behoort een onderzoeksteam in, ontwikkelt die verder en draagt zorg voor de effectieve en efficiënte realisatie van de doelen van dit onderzoeksteam.
  • heeft in toenemende mate ook management-taken die de eigen onderzoekseenheid, de onderzoeksgroep of het instituut/de academie waar de lector aan is verbonden betreffen.
  • geeft leiding aan het onderzoeksteam.

1.5. Taken en verantwoordelijkheden van een lector betreffende disseminatie van kennis, implementatie van verbeter- en innovatietrajecten, en valorisatie

Een lector

  • geeft handvaten, tools, adviezen over de manier waar mogelijk en relevant, de ontwikkelde kennis in het onderwijs en de praktijk kan worden geïmplementeerd.
  • doet waar mogelijk onderzoek naar de doorwerking en effecten van geïmplementeerde oplossingen in de praktijk en ontwikkeld deze waar nodig en mogelijk verder.
  • handelt waar mogelijk en wenselijk als adviseur en als veranderingsmanager.
  • een lector is gesprekpartner voor het ontplooien van nieuw of op elkaar voortbouwend praktijkgericht onderzoek dat naar mogelijkheid positieve effecten op de maatschappij en of economie heeft.

1.6. Taken en verantwoordelijkheden van een lector betreffende acquisitie

Acquisitie door lectoren is geen doel op zichzelf. Het team waar de lector deel van uitmaakt is verantwoordelijk voor de acquisitie. In het alledaagse werk zien we dat deze taak vaak alleen bij de lector wordt neergelegd omdat er verschillende vaardigheden, kennis en ervaring nodig zijn om derde geldstroom te acquireren. Docenten en docent-onderzoekers hebben hier veelal onvoldoend ervaring mee. Het team functioneert optimaal door gebruik te maken van de sterke kanten van de individuele lectoren.

Een lector:

  • draagt bij aan de verwerving van (betaalde) (inter)nationale opdrachten van derden die bijdragen aan de mogelijkheden om meer onderzoek te kunnen doen aan de hogeschool.
  • draagt bij aan de verwerving van subsidies en fondsen voor onderzoek- en onderwijsvernieuwing.

1.7. Netwerkvorming in de driehoek

Een lector

  • beschikt over een relevant (inter)nationaal en regionaal netwerk in de onderzoekswereld en de praktijk en weet per project de juiste mensen en organisaties bij elkaar te brengen.
  • staat open voor gezamenlijke initiatieven en is bereid om samen te werken in interdisciplinaire en transdisciplinaire onderzoeksverbanden of - themavelden.

2. Ambities & ontwikkeldoelen

2.1. Ambities voor de ontwikkeling van praktijkgericht onderzoek

Alle hogescholen ontwikkelen zich in toenemende mate van onderwijsinstellingen naar kennisinstellingen die vanuit hun kracht, namelijk samenwerking en verbinding, kiezen voor het doen van praktijkgericht onderzoek.
 

Zowel private als publieke partijen werken op grote schaal samen met hogescholen en investeren mede in praktijkgericht onderzoek. Praktijkgericht onderzoek wordt beoordeeld op zijn eigen merites; de kaders, criteria en kennisproducten kennen voor praktijkgericht onderzoek een eigen uitwerking ten opzichte van andere vormen van onderzoek. De tweede geldstroom voor praktijkgericht onderzoek is in balans met de eerste geldstroom; er is voldoende omvang om effect te hebben op de eerste geldstroom. De tweede geldstroom heeft een regiefunctie en is gericht op het bevorderen van kwaliteit en thematische coördinatie.

Daardoor worden verbindingen tussen hogescholen onderling en tussen hogescholen en haar publiek en private partners regionaal, nationaal en internationaal gerealiseerd. Daarmee versterkt de tweede geldstroom samenwerking in consortia, en borgt ze dat er geen versnippering, witte vlekken of juist te veel overlap plaatsvindt. Ten slotte komt de samenwerking van hogescholen met praktijkpartners ook tot uiting in significante investeringen van de praktijkpartners in het onderzoek van hogescholen (derde geldstroom).

Praktijkgericht onderzoek heeft een sleutelpositie in het regionale, nationale en internationale kennisecosysteem; het vormt een relevante schakel tussen het bedrijfsleven, (lokale) overheden, publieke organisaties en andere kennis- en onderwijsinstellingen. Daarmee dragen hogescholen bij aan kennisverdieping, verbreding en verspreiding in de regio. Op nationaal niveau dragen lectoraten vooral bij aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken in samenwerking met universiteiten, onderzoeksorganisaties (zoals TO2, RKI’s) en nationale overheden en daarnaast is de hogeschool ook goed aangesloten op de internationale kennisinfrastructuur en levert hieraan een actieve bijdrage. Dit is belangrijk omdat natuurlijke kennispartners van hogescholen zoals universiteiten, het mkb, multinationals en andere organisaties die zo cruciaal zijn voor de vraagarticulatie, het werkterrein al vaak verbreed hebben naar buiten onze landsgrenzen. Internationalisering van het praktijkgerichte onderzoek is daarom een vehikel voor innovatie.

2.2. Ontwikkeldoelen op het terrein van praktijkgericht onderzoek voor de komende jaren

  • Samenwerkingsverbanden (bijvoorbeeld de platformen van SiA) hebben een duurzaam karakter en hogescholen participeren of zijn penvoerend in meer regionale en nationale consortia.
  • Hogescholen spelen een belangrijke en verbindende rol in onderzoeksconsortia in het kader van de NWA routes en in de missiegedreven programma’s van de topsectoren.
  • Hogescholen zijn zich bewust van het ten doel stellen en evalueren (van effecten) van doorwerking van hun onderzoek op onderwijs, wetenschap en praktijk.
  • Hogescholen zijn een zeer gewaardeerde partner voor andere kennisinstellingen vanwege hun expertise op het gebied van realiseren van doorwerking van kennis naar de regio en het bijzonder het mkb. Kennis zou in het meest ideale geval moeten leiden tot het oplossen van (regionale, nationale of internationale) wicked problems, waarbij de lector naast de toepassing van kennis ook de correcte aanwending in en op het werkveld toetst, deze test, monitort en waar nodig aanpast.
  • Hogescholen participeren vaker in Europese onderzoeksprogramma’s en zijn daarin vaker penvoerend. Hiermee geven ze meer internationale ruchtbaarheid aan het praktijkgericht onderzoek van hogescholen, voor zover dit bijdraagt aan de doelstelling van praktijkgericht onderzoek.
  • De synergie tussen de verschillende fysieke samenwerkingsplekken (campussen, living labs, fieldlabs, Centers of Expertise) wordt ten volle benut.
  • Er is meer organisatorische samenwerking tussen kennisinstellingen, bijvoorbeeld via dubbelaanstellingen (o.a. lectoren in instituten, lector-hoogleraren en practor-lector) waardoor de verbinding in het kennisecosysteem wordt versterkt.
  • Lectoraten maken van onderwijsinstellingen in toenemende mate kennisinstellingen. De rol, functie en mogelijkheden die een samenwerking met lectoraten voor externe partijen biedt moet nog meer regionaal, nationaal en internationaal bekend worden.

2.3. Ontwikkeldoelen op het terrein van lectoraten voor de komende jaren

  • Collega’s onderzoekers in lectoraten (kenniskring, onderzoeksteams, onderzoeksprogramma’s, kenniscentra en center of expertise) zijn minimaal voor 0,4 FTE verbonden aan onderzoekseenheden opdat voldoende focus en uitvoeringscapaciteit beschikbaar is en blijft voor de uitvoering van praktijkgericht onderzoek en de activiteiten die daartoe ten dienste staan.
  • Lectoren worden op professionele wijze ondersteund in hun werkzaamheden door een professionele staf op het gebied van project en financieel management, omgevingsmanagement, interne en externe communicatie, regelingen voor financiering en subsidiëring, intellectueel eigendom, human resource.
  • Lectoren worden professioneel ondersteund in aanschaf, onderhoud en operationaliteit van software en hardware, laboratoria en fieldlabs.
  • Lectoraten werken onder Common Creative en open source.
  • Lectoren publiceren open source en onder Common Creative.
  • Lectoren worden ondersteund in het uitvoeren van werkzaamheden van praktijkgericht onderzoek volgens de Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit.
  • Lectoren worden ondersteund in het veilig vergaren, opslaan en bewerken van data uit praktijkgericht onderzoek.
  • Lectoren worden ondersteund in het verkrijgen, creëren en werken met intellectueel eigendom.
  • De rol van lectoren in de 3e cyclus moet worden verstevigd/ verder worden uitgebouwd en er zou een duidelijke route moeten komen, waarin er niet meer van een afhankelijkheid van hbos naar universiteiten maar van een gelijkwaardige samenwerking in een 3e cyclus kan worden gesproken.
  • Onderzoek binnen hogescholen zou in toenemende mate een mogelijke carriere-optie voor afgestudeerden en aan lectoraten verbonden onderzoekers moeten zijn (doorlopende onderzoeksleerlijnen).
  • Lectoraten en onderzoekslijnen/-thema’s van onderzoekseenheden zouden duurzamer moeten worden en minder trendgevoelig moeten worden opgezet. Een lectoraatslooptijd van 4 tot 6 jaren voor de opbouw van onderzoeksgroepen en thema’s zijn te kort om het vertrouwen van regionale, nationale en internationale kennis-, onderzoeks-, bedrijven- en/of overheidspartners te verkrijgen.
  • Lectoren en lectoraten moeten (afhankelijk van de regio waarin ze zich bevinden en het thema) aan veelvuldige rollen voldoen. Door middel van BKO standaarden wordt op alle rollen even zwaar getoetst. Er zou in toekomst over een differentiatie nagedacht kunnen worden en lectoraten zouden bijv. zwaartepunten van activiteiten aan kunnen geven.
  • Er zouden de factoren moeten worden vastgesteld (of moeten worden onderzocht) die bepalend zijn voor het stevig of robuust maken van lectoraten. Daarbij zouden vragen moeten worden gesteld als: Welke randvoorwaarden zijn er nodig om een lectoraat goed te laten functioneren? Wat zijn de meest significante rollen/functies/eisen aan lectoren/lectoraatsonderzoekers om een lectoraat stevig te maken en goed te verankeren in een triple-helix samenwerking? Hoe kan de positie van lectoraten nog verder worden versterkt, zowel hogeschool intern als ook extern? 

Bronnen

  • Visiedocument Ontwikkeling van het lectoraat. Vereniging Hogescholen. December 2020
  • Advies werkgroep kwaliteit van praktijkgericht onderzoek en het lectoraat. Den Haag, januari 2017
  • Brancherapport praktijkgericht onderzoek 2019. CEKO, Juli 2020
  • Lectoraten in het hoger beroepsonderwijs 2001- 2008. Eindevaluatie van de stichting kennisontwikkeling hbo. 2008
  • Verkenning praktijkgericht onderzoek op hogescholen. OCW, SIA, VH. 2019
  • Vereniging van Lectoren, dr. Mariska van der Giessen voorzitter en dr.drs.ir. Christoph Maria Ravesloot secretaris, oktober 2020